Gallipoli tussen droom en werkelijkheid


Ze had het helemaal uitgekiend. Dit ging de ideale Teams vergadering worden. Een stief uurtje lopen naar een fantastische strandtent. Daar zich rustig installeren onder het genot van een cocktail. Wat zou ze nemen? Ze twijfelde tussen een scroppino en een bloody mary.
En dan een uurtje vergaderen. Zou ze de camera uitzetten om de anderen niet de ogen uit te steken?


Ha daar zag ze het bord Zeus Beach al. Grappig die mannen die nog een laatste hand aan de strandtent aan het leggen waren. Italiaanse slag zeker. Op Scheveningen stonden was alles af ruim vòòr Pasen.


Inmiddels was ze de strandtent ingelopen en ook al weer uit. Het beloofde terras? In geen velden of wegen te bekennen. De comfortabele strandstoelen? Niente? De bar met haar scroppino? Moest nog gebouwd worden.
Geen tijd om boos te worden. Waar kon ze een zitplek in de schaduw vinden? Niet hier. Dus dan maar zo snel mogelijk terug naar de stad teruggelopen op zoek naar een acceptabele vergaderplek.


En gelukkig net voor de aanvang van de vergadering zag ze langs de kant van de weg een laag muurtje in de schaduw. Lousy but useful.


Waar zat de link ook al weer. Camera aan of uit? Uit natuurlijk. Niet een erg jaloersmakende plek. Rug naar de weg om zich beter af te sluiten van alles dat voorbijkwam. Oh ja ook dat nog. Zij kon de anderen verstaan, maar niemand kon haar verstaan. Tien keer checken. Haar mic stond echt aan. Uitloggen en weer aanmelden. Euvel niet verholpen. Gelukkig zat haar collega Samia ook op de call en kon ze met haar communiceren via Signal. Wel heel erg intensief. Ze kon echt veel sneller praten dan typen.


Vaag registreerde ze dat er vlakbij, achter haar rug, een enorm ratelend brommertje stopte. Niet op letten. Geconcentreerd blijven op de call. Wat besproken werd was veel te belangrijk en het ging snel. Praat het mannetje op de brommer tegen haar? Ze kijkt even achterom. Ja hoor. Ze maakt een geïrriteerd gebaar naar hem dat hij weg moet gaan. Hij praat nog harder terug. Ze laat hem haar smartphone met Teams erop zien zodat hij begrijpt dat zij nu niet gestoord kan worden. Hij raakt haar aan en praat nog harder. Ze bijt hem in het Engels toe dat ze geen Italiaans spreekt en draait zich terug naar de vergadering.

Wat gebeurt er nu weer achter haar? De motor wordt uitgezet. En ineens zit het mannetje op het muurtje tegenover haar en zwaait geld in haar gezicht, best veel geld trouwens. What the hell? Nu schreeuwt ze echt tegen hem nog steeds in het Engels dat hij haar niet moet storen en wendt zich ostentatief van hem af. Hij blijft nog even zitten en dan voelt ze dat hij opstaat richting brommertje.

Net als ze opgelucht wil ademhalen, voelt ze dat hij haar een boze stomp geeft ten afscheid.

Pas lang na afloop van de call realiseert ze zich dat ze waarschijnlijk op een pickup plek is gaan zitten en dat noch haar lange wijde rok noch haar hoogesloten blousje voldoende waren om het mannetje te doen beseffen dat ze maar een domme buitenlandse was die de lokale mores niet kende.

Nice, aangenaam?

Het was nog rustig in het restaurant. Zou ze het nu vragen of wachten tot het eind van de avond?

Ze nam nog een slok van haar imaginaire fles whisky en vroeg zachtjes:

“Est-ce que je peux vous poser une question?”

De vrouw kwam onmiddellijk naar haar toe:

“Bien sûr.”

En dus legde ze uit dat ze contact probeerde te zoeken met de gemeente om toestemming te krijgen een Stolpersteine te leggen.

“Stolpersteine?”

Had deze vrouw in dit koshere restaurant echt nog nooit van Stolpersteine gehoord?

“Une pierre d’achoppement.”

Er ging duidelijk nog geen belletje rinkelen. Misschien niet onlogisch. Per slot van rekening lagen er nog geen Stolpersteine in deze stad.

Dan maar uitleggen wat Stolpersteine zijn. Hoe zei je messing eigenlijk in het Frans?

De uitleg kwam blijkbaar goed over, want de vrouw haalde onmiddellijk haar telefoon tevoorschijn om haar een naam en telefoonnummer te geven.


“Elle est membre du conseil municipal et elle fais partie de la communauté juive. Elle va certainement pouvoir vous aider. Le maire est très coöperatif envers notre communauté.”


Wow een telefoonnummer van een gemeenteraadslid en een burgemeester die de joodse gemeenschap goed gezind was. Het was waarschijnlijk een stom toeval dat haar vorige berichten nooit beantwoord waren.

Ze had haar nauwelijk uitgebreid bedankt of Eva was alweer terug, weer met haar telefoon in de aanslag.
“J’ai aussi le numero du Président de la communauté juive pour vous.”
Het werd steeds beter. De voorzitter van de Joodse Raad. Haar dag kon niet meer stuk. En alsof er geen einde aan haar geluk kon komen was het eten in Bistro-K zoals dit koshere restaurant heette ook nog veel beter dan verwacht.
Ze dacht terug aan de enige andere keer dat ze kosher had moeten eten. Ze was acht en ze was voor Pasen met haar ouders en haar grootmoeder in Brugge toen deze laatste het ineens op haar heupen had gekregen en had aangekondigd dat ze die avond ‘kosher de Pesach’ moest eten. Haar vader had een restaurant in Ostende gevonden, ze erheen gedirigeerd en voor de deur naar een restaurant schuin naar de overkant gewezen. Daar, in dat sterrenrestaurant, ging hij eten. Hij zou ze aan het einde van de avond weer ophalen. Wat was ze boos geweest. Niet zozeer omdat het ‘koshere eten’ vooral bestond uit een kip met te veel vlieguren, maar vooral omdat haar vader haar niet waard had gevonden met zich mee te nemen.


De volgende ochtend belde de voorzitter haar binnen vijf minuten terug. Het werd steeds beter. Ja, hij had weleens Stolpersteine gezien, in Amsterdan notamment. Hij wist niet dat je voor leggen van een Stolpersteine eerst toestemming van het gemeentebestuur moest hebben. Ja, hij een telefoonnummer voor haar van de ambtenaar die ging over herdenkingen. Die zou haar vast verder kunnen helpen.


Vol vertrouwen belde ze Martine, de ambtenaar. Die kwam snel ter zake. De burgemeester was niet erg geporteerd van Stolpersteiner. Hij vond het disrespectvol dat mensen eroverheen liepen. Een Stolpersteine in de gevel van een huis, dat zou hij wel willen goedkeuren.


Weg goed humeur. Aan de tone of voice van deze Martine kon ze horen dat de burgemeester geen tegenspraak duldde. Dezelfde uitvluchten als de burgemeester van Parijs had gebruikt om Stolpersteine uit zijn stad te weren.

Ze voelde een onpasselijkheid opkomen. Upset zouden de Engelsen zeggen. Was het de hypocrisie die ze hier tegenkwam of was het de teleurstelling dat ze de Stolpersteine voorlopig op de lange baan moest schuiven? Zo een mooie manier om de herinnering aan iemand levend te houden.


Ze dacht aan Julius, de vader van haar oom, die tijdens de razzia’s van augustus 1942 in “la France Libre” was opgepakt en op 7 september 1942 vanuit doorgangskamp Drancy in een veewagen naar Auschwitz was vervoerd. Met zijn 59 jaar was hij waarschijnlijk direct naar de gaskamers verwezen. U mag niet langs Start, u krijgt geen tweehonderd gulden.


Ze had in de archieven van het department Alpes-Maritimes een beeld gekregen van zijn laatste jaren. Opgejaagd, ja verjaagd uit zijn vaderland, Duitsland, was hij in 1939 met behulp van een paar Italiaanse carabinieri door de bergen Frankrijk binnengesmokkeld. Daar was hij onmiddellijk door de politie aangehouden en ondervraagd. Hij had immers geen visum voor Frankrijk en ook nauwelijks geld. Wat moet hij een spijt hebben gehad dat hij zijn deel van het familiekapitaal aan vrouwen en gokken had opgemaakt. Gelukkig waren zijn broers hem te hulp geschoten. Maurice die in Parijs woonde maakte regelmatig geld over en toen hij desondanks door de Fransen werd opgesloten in het kamp van Gurs, een kamp waar Duitse joden en andere staatsgevaarlijke lieden werden geïnterneerd, hadden zijn broers hem weer losgekocht. En toen de Franse politie hem duidelijk maakte dat hij toch binnen drie maanden Frankrijk moest hebben verlaten, was zijn broer uit Basel, Norbert, naar Montevideo gereisd om emigratie naar Uruguay voor hem te regelen.


Het had niet mogen baten. Op 26 augustus 1942 werd hij in zijn huis 10, rue de Lepante, opgepakt en op 29 augustus vanaf station Riquier in Nice in convooi nummer 29 naar doorgangskamp Drancy vervoerd.

Eindigt mijn tocht in Nice?


Wat doe je als je geplande reis in het water valt? Dan ga je ergens anders heen toch? Het doel van mijn reis was tweeledig: archiefonderzoek doen in Israël en verder schrijven.
Het werd op afstand onderzoek doen in Israël, schrijven op een Grieks eiland en nadenken. Vooral dat laatste. Want daar had ik ineens meer ruimte voor. En zo kwamen mijn Duitse oom van de koude kant en diens vader ineens tot leven zoals ze dat nooit eerder hadden gedaan. Eens ga ik uitzoeken waarom.


Oom Heinz was eind 1920 naar Roemenië gehaald door de toenmalige CEO van Shell Roemenië om te helpen het bedrijf verder uit en op te bouwen, hij was verliefd geworden, getrouwd met een Roemeense (Cici, de oudere zuster van mijn moeder) en er net iets te lang blijven hangen. Hij was er namelijk nog in 1948 toen de communisten achter de schermen al de macht hadden overgenomen. Toen hij door had dat vertrekken verstandig was, kreeg hij daar geen toestemming meer voor.
Sterker nog niet veel later mocht hij samen met 23 anderen Roemeense martelkamers, gevangenissen en werkkampen van binnen meemaken. Het showproces waarin hij zou figureren werd opgevoerd onder de naam CAPȘA – CIUPEGEA.


Natuurlijk wist ik dit al heel lang, net als ik wist dat zijn vader naar Auschwitz was afgevoerd, maar het was nooit tot mij doorgedrongen. Tot deze reis dus die mij naar Israël had moeten brengen, maar mij deed landen op het idyllische poezeneilandje Ikaria.
En nu zijn lijdensweg tot mij doordrong wilde ik ook heel graag iets voor hem doen. Al was het postuum. Hij en mijn tante hadden nooit kinderen gekregen en zelf had hij geen broers of zusters, bij mijn weten. Dus ik was next of kin.


Een gedenkplaat in de vreselijke gevangenis van Pitesți bleek onuitsprekelijke offers van mij te vragen en dus besloot ik mij te storten op een Stolpersteine voor Julius Zivi, de Duitse vader van mijn aangetrouwde oom.


Maar waarvandaan was hij weggevoerd? Niet vanuit Freiburg waar de famie al generaties had gewoond, werd mij al snel duidelijk. Een tocht langs Koblenz, Köln, Karlsruhe, het Franse transitkamp Drancy en de Shoah Memorial in Parijs bracht mij uiteindelijk naar 10, rue Lepante in Nice. Daarvandaan was hij tijdens de razzia van 26 augustus afgevoerd. Ik hoop dat hij die avond nog van een goed diner met een mooie vrouw heeft mogen genieten en dat hij die laatste avond aan de Black Jacktafel heeft mogen winnen.

En mocht u nu opspringen en uitroepen:
“Nice was niet bezet door de Duitsers, maar werd geregeerd door maarschalk Pétain en het Vichy regime.”

Dan moet ik gelijk geven en erbij vertellen dat het “niet bezet zijn” blijkbaar gepaard ging met een zekere schatplichtigheid aan de Duitsers. In casu hadden de Duitsers hun Franse collega’s vriendelijk doch dringend gevraagd 10.000 Joden van niet-Franse afkomst aan te leveren.


Nice dus moet mij toestemming geven om een Stolpersteine neer te leggen voor de vader van mijn oom.

Disclaimer: veel steden in Frankrijk zijn tegen het leggen van Stolpersteine en hoewel Nice zich niet openlijk heeft uitgesproken, liggen er nog welgeteld NUL.

Les Stolpersteine ne sont pas adaptés au travail de mémoire parisien. Les Juifs n’ont pas disparu de France, ils sont encore présents.
Les Stolpersteine renvoient une image qui ne convient pas à la France où 75% des Juifs ont survécu. Par ailleurs, marquer d’un signe distinctif, au sol, les lieux où les juifs ont vécu ne nous convient pas, marcher sur ces pierres ne constitue pas un symbole acceptable. Pour toutes ces raisons, le Mémorial de la Shoah n’a jamais voulu s’associer à ce projet, et nous partageons pleinement ces arguments“.


Daniëlla Gidaly

Catch22 &AI

Buitengesloten

Laatst had ik mezelf buitengesloten. Op zich niets nieuws. Distracted is my middle name. Maar deze keer kwam ik er pas om een uur of half één achter. Half één ’s nachts wel te verstaan. Mijn huisgenoten sliepen. Diep ontdekte ik al snel. En om nou vrienden die een sleutel van mijn huis bewaren te straffen, ging me wat ver. Dus ik besloot de nacht in een hotel door te brengen.

Hotel boeken, makkelijker gezegd dan gedaan

Ik heb het via Booking.com geprobeerd. Onmogelijk, ik voelde me net Assepoester. Het was al de volgende dag volgens het systeem, want na twaalf uur ’s nachts. Vervolgens heb ik geprobeerd een paar hotels in de buurt te bellen. Het bandje verwees me naar Booking.com of naar een eigen online reserveringssysteem. Dat vervolgens evenmin als Booking.com de mogelijkheid bood nog een kamer voor het restant van deze nacht te boeken.

hotel binnenlopen, hoe dan?

Ten einde raad ben ik naar een hotel in de buurt gelopen waar ik alleen binnen kon worden gelaten als ik een reservering kon laten zien. Quod non

Artificial Incompetence

Normaal zou ik dit verhaal niet de moeite van het vertellen waard vinden. Het was zomer, warm en droog. En ik was in mijn eigen stad.
Ware het niet dat ik recent weer werd geconfronteerd met Artificial Incompetence van de bovenste plank.

Veel schrijnender

Ik zat in Flixbus en bij een stop was een jong meisje met een baby die mee wilde. Er was plaats zat en ze had contant geld. De chauffeur was helder:
“U kunt alleen boord komen met een online reservering.”
“Maar dat wist ik niet, kijk ik heb geld en u heeft plaats. De baby is ziek en ik moet naar mijn ouders toe.”
De chauffeur bleek standvastig.
“Alleen met een online boeking.”

Dan maar online toch?

Ondertussen waren wij in de bus koortsachtig bezig Flixbus op onze smartphones op te zoeken. To no avail.
Het was al voorbij het tijdstip dat de bus vanaf deze locatie had moeten vertrekken.

System says No

Ondanks onze protesten is de bus zonder moeder en baby vertrokken. Haar vertwijfeld huilen is ons nog lang bijgebleven.

Roemenië: Urban legends

Ieder land heeft z’n urban legend.

Onmiddellijk nadat ik in Timisoara uit de trein, in de taxi was gestapt, trakteerde de taxichauffeur mij op een paar Roemeense klassiekers.

Weet u dat wij niet Latijn van de Romeinen hebben geleerd, maar dat het omgekeerd is. Wij, de Daciërs spraken al Latijn en hebben Rome opgericht.”

Vroeger wilde ik nog weleens een domme vraag stellen in de trant van “Goh wat interessant, daar wil ik meer over lezen. Heb je een bron voor me?” Op de een of andere manier eindigde dat altijd in heftige  discussies, in een akelige sfeer en daar had ik om kwar voor één in de ochtend niet zo een zin in. Dus humde ik wat mee en zei verder niets. Dat zwijgen maakte dat mijn taxichauffeur eerst nog wat stelliger werd in zijn betoog.

“Dat is echt wetenschappelijk bewezen.” Hum. Om vervolgens zo waar terugtrekkende bewegingen te maken.

“Althans dat denk ik, voor zover mogelijk…” Hum. Ten einde raad stapte hij over op urban legend nummer 2 op de lijst van favoriete Roemeense urban legends.

“ Holland, jullie zijn rijk, dat is wel fijn, maar dat jullie homo’s toelaten, daar ben ik het niet mee eens. Dat is een ziekte. En iedereen gebruikt de hele dag drugs, dat vind ik ook fout.”

Hum.

Dan maar nummer drie. Die was nieuw voor mij, al kwam ik al wel steeds vaker Roemenen tegen die terugverlangden naar de tijd van Ceauşescu. Toen wist je in ieder geval waar je aan toe was.

“ Wist u dat de Amerikanen en de Russen hebben samengespannen om van Ceauşescu af te komen? Ceauşescu is het als enige gelukt om zijn land van alle buitenlandse schulden te bevrijden. (Dat laatste was waar. Dat was overigens ten koste van zijn bevolking gegaan die op het laatst nog maar net genoeg eten kregen om niet dood te gaan en genoegen moesten nemen met 2 uur warm water en 2 uur warmte per dag ook middenin strenge winters) Dat stond de mogendheden niet aan, want daardoor werd hij te zelfstandig, hadden ze geen grip meer op hem. Na zijn val hebben ze ons verleid met al hun luxe spullen en zogenaamd goedkope leningen en nu zijn we terug bij af.”

Gelukkig waren we inmiddels bij mijn onderkomen aangeland.

Albert-Jan

Ik kan het nog niet bevatten. Nooit meer een koffietje doen met Ab bij Augustus, nooit meer een rondje golfen, nooit meer samen eten bij Lof, nooit meer hem plagen met een zakje pinda’s omdat daar veel meer eiwitten in zitten dan in   macadamianoten, ook al zijn de laatste veel lekkerder en duurder. Maar ook nooit meer kibbelen over de gekozen burgemeester of over het boek “de meeste mensen deugen”. Ik kan het nog niet bevatten.

Er geht es schaffen, dat dacht ik steeds.

Ab hield immers van het leven en het leven hield van Ab. Ik zie hem nog rondlopen in Leiden, helemaal thuis op die sociëteit waar hij nooit lid van is geworden. En op zijn eigen relativerende manier was hij daar nog trots op ook. Verbaasd en trots.

Norbert, een oud-klasgenoot,  vertelde mij over Ab. Hij had met hem in Spanje gezeten. Een andere schoolgenoot, Marianne  was instrumenteel in het feit dat wij samen met Maarten in het SIB bestuur kwamen. We werden een hecht driemanschap toen de andere bestuursleden langzaam afhaakten. Ik herinner me nog hoe Ab en Maarten de moeite namen mij in Parijs op te zoeken om me te vertelen dat ze zeer democratisch hadden besloten dat Maarten voorzitter zou worden en Ab vice-voorzitter. We bleven hecht ook toen we  uiteindelijk gedwongen werden als opvolger een voorzitter te accepteren die wij, vooral Maarten,  “een klein Stalintje, een klein Hitlertje” vonden.

Ik heb veel nagedacht over de vraag wat Ab zo uniek maakte.

Ab verstond van jongs af aan de kunst van Stoa. Betrokken zonder ooit krampachtig te worden. Ik kan me nog herinneren dat we een keer spraken over Robert-Jan’s toekomstplannen. Ab begreep niet waar Robert-Jan heen ging, had zich erbij neergelegd dat hij het niet wist en straalde tegelijk zijn betrokkenheid bij zijn zoon uit, maar ook zijn vertrouwen dat het goed zou komen. En welke hardwerkende vader die zich heeft verheugend op een vakantie met de hele familie kan het opbrengen om zijn verliefde dochter naar huis te laten gaan, sterker nog brengt haar zelf halverwege?  Relativerend en betrokken tegelijk. Heerlijk droge humor en gelukkig ook zelfspot. Tegelijk wilde hij wel weten dat hij er toe deed in het leven van anderen. Zo hebben we jarenlang gekibbeld over de vraag of zijn geschiedenismaatje Maarten in zijn eerste studiejaar of in zijn tweede studiejaar lid was geworden. Ab dacht namelijk dat hij daar een grote rol in had gespeeld. En dat kon alleen als Maarten pas in zijn tweede studiejaar lid was geworden.

Het belangrijkste is Ab was er als je hem nodig had. En hij was er niet alleen. Hij verstond de kunst te helpen. Of dat nou was door troost te bieden, of  moed en inspiratie of door je heel praktisch te helpen het huis van je tante en oom in Parijs leeg te ruimen in heel korte tijd. Ab was er voor je en Hanneke gaf hem de ruimte om er te zijn voor je.

Ik hoop dat wij nog vaak en veel met elkaar zullen spreken over wat Ab voor ons betekend heeft. Dan is hij nog bij ons. Ik heb alvast wat benodigdheden meegebracht: een glas van Augustus, macadamianoten en een fles grappa.

De Persconferentie Trump versie

Hij wordt wakker met een blij gevoel van anticipatie. Zo een gevoel zoals hij vroeger had op zijn verjaardag. De blijde verwachting van wat de dag gaat brengen: het middelpunt zijn, met je beste vriendje op school langs alle klassen om de juffen en meesters te trakteren en natuurlijk de cadeaus. Wat was het vandaag? Hij is immers nog lang niet jarig.

En dan komt het allemaal terug. Jort was gisteravond langs gekomen en het was weer eens ouderwets gezellig en laat geworden. Hij had pas om half twaalf in zijn bed gelegen. Ze hadden gefilosofeerd over een alternatief slot voor de persconferentie. Weg met al die politieke correctheid. Eindelijk zou hij zeggen waar het op stond. Vooral die mensen die bij het minste geringste klagen dat het leven ondraaglijk wordt als je a. niet naar een festival kan of b. Je coronapas moet laten checken c. een mondkapje op moet of d. je moet laten vaccineren. Een weekje verblijven op een onderduikadres van 2 x 2 zoals in de Tweede Wereldoorlog zou je ze gunnen.

En toen had Jort ‘m ineens vol enthousiasme aangestoten:

“Ik heb een briljant plan. Kun je je Anna nog herinneren?” Natuurlijk kon hij zich Anna nog herinneren. Een heel gestructureerd meisje. Jort mocht één keer in de week, op donderdag langskomen. Vrijdagochtend om 08.30 uiterlijk moest hij weer vertrokken zijn. “In haar huis op het Rapenburg zat in die gigantische bibliotheek beneden een deur verscholen tussen de boeken. En dat deurtje leidde naar een heuse schuilkamer waar in de oorlog mensen ondergedoken hadden gezeten.” Op dat moment was Mark een tweede biertje gaan halen, hij was z’n vriend even helemaal kwijt. Jort volgde hem al ratelend naar de keuken. “Zie je het dan niet? Je roept de noodtoestand uit net als de vorige keer en dan kun je een paar weken ongestraft bij decreet regeren.”

“Dank voor je college staatsrecht over wat de noodtoestand mij aan rechten geeft, maar wat heeft dat met Anna en haar schuilkamer te maken?”

“Wat als je een decreet uitvaardigt dat de eerstvolgende die  vergelijkingen trekt  zoals met de Jodenvervolging in de de Tweede Wereldoorlog vriendelijk doch dringend wordt uitgenodigd tot het doen van een vergelijkend onderzoek. Het begint met drie dagen in de schuilkamer op het Rapenburg en als ze dan nog het verschil niet zien, is het de volgende keer meteen twee weken. Voelen ze gelijk aan den lijve wat exponentiële groei is.”

Ineens had ie door gehad waar Jort heen wilde en enthousiast had hij hem aangevuld.  

“Vind je niet dat Thierry, Willem Engel en Raisa Blommestijn het wel verdienen om als eerste een bijdrage te leveren aan dit vergelijkend onderzoek? Ik zie het helemaal voor me: met z’n drieën in dat kamertje van 2 x2.”

Bij het afscheid had Jort hem peinzend aangekeken. “Wat als je het echt doet? Laten we eerlijk zijn, de VVD jort, eh ik bedoel keldert in de peilingen, het merk Mark Rutte lijkt zijn glans verloren te hebben en iedereen kan van verre zien aankomen dat kabinet Rutte IV geen lang leven beschoren is. Waarom niet het over een heel andere boog gegooid? Trump is er ver mee gekomen.

Slaafse trauma’s nabestaanden

Toen ik een jaar of tien was, werd mijn moeder geconfronteerd met het feit dat ik iedere nacht gillend wakker werd. Ik had nachtmerries maar kon heel lang niet goed onder woorden brengen waar de nachtmerries over gingen. Pas na een half jaar kwam mijn moeder erachter dat ik tijdens de bijbelles op de openbare school had geleerd dat de Joden verantwoordelijk waren voor de kruisiging van Jezus Christus en dat Joden daarvoor voor moesten boeten tot hun kindskinderen en verder. En wij waren van Joodse afkomst….


Ik moest daaraan denken toen ik in Senegal werd bespuugd bij bezoek aan Holland House bij Dakar, een gebouw door Nederlanders gebouwd eeuwen geleden en gebuikt om slaven, pardon tot slaaf gemaakten, werden vastgehouden tot ze ingescheept zouden worden naar Amerika. Ik was toch een Nederlandse en als zodanig nog steeds verantwoordelijk voor wat mijn vermeende voorouders hadden gedaan.


Tegenwoordig moet ik er bijna dagelijks aan denken als ik lees hoe we enerzijds mensen moeten beschermen tegen kwetsende taal in safe havens, terwijl wij anderzijds continu hameren over wat de voorouders van witte Nederlanders hebben gedaan. Is het niet kwetsend voor hen om continu zo verantwoordelijk te worden gehouden voor wat sommige van hun voorouders hebben gedaan? Hoeveel mensen worden er regelmatig met nachtmerries wakker? En wat is daar het nut van?
Liever zou ik persoonlijk met elkaar werken aan het wegnemen van kwalijke gevolgen die er vandaag nog zijn.

Kinneging&Nussbaum

Ik weet het, waar we ons vorige week nog enorm opwonden over Andreas Kinneging of het onderzoek dat de Universiteit Leiden naar hem instelde, zijn zowel Andreas als het onderzoek nu alleen nog maar geschikt om de vis in te verpakken.

Toch inspireert Martha Nussbaum mij om er nog een keer op terug te komen.

Andreas Kinneging is een begenadigd en inspirerend docent. Het feit dat men zich zorgen maakt dat hij studenten indoctrineert met zijn conservatieve ideeën zegt meer over de andere docenten aan de Rechten Faculteit dan over Andreas. Ik krijg bijna de indruk dat er geen docenten zijn met andere ideeën die ook inspirerend zijn. En dat rijmt met het beeld dat opdoemt als je spreekt met mensen uit Academia: onderzoek is alles, onderwijs doe je erbij of besteed je uit.

Martha Nussbaum benadrukt in haar boek “Not for Profit” het belang om studenten aan het begin van hun studie te scholen in een bepaalde levenshouding, een werk- en levensmentaliteit. Nussbaum stelt daartoe voor een propedeuse te introduceren waar studenten met name gedoceerd worden in Socratische pedagogiek en in Sensibilisering tot mededogen.

Bij Socratische pedagogiek denkt Nussbaum aan een vak waar de student leert een kritisch zelfbewustzijn te ontwikkelen, goed leert analyseren en debatteren om zo een autonome geest te worden die in staat is zelfstandig te denken en zich niet meer laat intimideren.

Bij Sensibilisering tot mededogen moet de student leren positioneel te denken, leren de wereld te zien vanuit het standpunt van een ander, zoals Kwame Anthony Appiah zegt “to walk in the others mocassins for a while”.

Als deze vakken in het eerste jaar gedoceerd gaan worden door docenten met een passie voor dat vak, dan hoeft de Universiteit Leiden zich geen zorgen te maken over indoctrinatie met “verkeerde” ideeën ook niet door Andreas.

Leiden kan er natuurlijk ook voor kiezen voortaan alleen nog inspirerende, Sokratisch ingestelde docenten aan te nemen.

Queen’s Gambit meets corona

Vanochtend een interessant gesprek gehad met mijn favoriete horecaman over de vraag waarom de horeca niet open mag terwijl de besmettingscijfers zo duidelijk omlaag gaan. 

Alles draait om de exponentiële groei, deze keer van de Britse variant. Dus met de huidige maatregelen hebben we onze oude vriend, het oorspronkelijke virus onder de r = 1 gekregen. Met andere woorden 1 persoon die besmet is met de eerste variant steekt minder dan één ander persoon. Daarmee zou de virus langzaam moeten uitdoven. Maar wat er aan zit te komen is de exponentiële groei van de Britse variant. Exponentiële groei is contra-intuïtief, daarom hebben we het bekende schaakbord  van Sessa ebn Daher erbij gepakt. Naar verluidt was koning Sheram hem zo dankbaar dat hij hem had leren schaken dat hij hem wilde belonen.  

Sessa vroeg de koning om 1 rijstkorrel (of graankorrel) op het eerste veld van het schaakveld, 2 korrels op het tweede veld, 4 korrels op het derde, 8 korrels op het vierde enz. Op ieder veld dus steeds het dubbele aantal rijstkorrels van het vorige veld, totdat alle velden gevuld waren. De koning begreep aanvankelijk niet waarom Sessa zo’n bescheiden cadeau vroeg. Echter, tegen de tijd dat het 64e vakje gevuld moest worden, bleken er niet genoeg korrels in het land te zijn. Tegenwoordig heet dit exponentiële groei.

Als we rijstkorrels vervangen voor Corona zieken of nog belangrijker mensen die wegens corona in het ic worden opgenomen, dan betekent dat bij een exponentiële groei na 8 weken nog niets. 128 zieken. Waar maken we ons druk over? Maar zonder beperkende maatregelen zijn het er na 16 weken het er bijna 33.000, en in week 18 zijn we al over de 100.00 heen.  In week 25 zitten we op bijna 17 miljoen.

En omdat de Britse variant besmettelijker is, groeit hij sneller. Die Britse variant is pas een week of acht geleden in Nederland geland en dus zien we ‘m nog niet aanzwellen. Zijn groei wordt als het ware gemaskeerd. En wat we niet zien, is er niet. Dat zal over een paar weken anders zijn, dan heeft hij onze oude vriend verdrongen en zonder extra  maatregelen zullen de aantallen weer sterk stijgen. Kortom ik vrees zo wel voor mezelf als voor mijn horecavriend dat de  kroeg nog even gesloten moet blijven. Niet leuk, maar t is wat het is.