Handen schudden, conventie of respect?

Ik had vrij snel achter elkaar twee volstrekt verschillende ervaringen met handen schudden en geloof.  

Ik liep samen met mijn vriend te wandelen toen wij een Syriër tegenkwamen die hij kende. De vriend stelde mij en zijn Syrische vriend aan elkaar voor, maar in plaats van mijn hand te schudden,

boog de Syriër met een vriendelijke glimlach en zijn hand op zijn hart.

Het was een mooie ontmoeting die mij met een prettig gevoel achterliet.

Niet lang daarna ontmoette ik een nieuwe leerling, maar toen ik mijn hand uitstak

kreeg ik de volgende reactie:
Een bozige weigering om mijn uitgestoken hand aan te nemen

Hij mompelde iets in de trant van gelovige moslim en vrouwen geen hand schudden.

Vernederd

Ik voelde me vernederd, maar waardoor wist ik niet onmiddellijk. Toen de Syriër had “geweigerd” mijn hand te schudden, had ik de ontmoeting per slot van rekening als heel mooi ervaren.

Provocatie?

Ik ben er nog niet helemaal uit, maar ik denk dat het vooral de provocerende, bozige manier was waarop mijn hand werd geweigerd werd, die de ontmoeting tot een onaangename ervaring maakte. Had de leerling dezelfde sociale vaardigheden gehad als de Syrische statushouder, en in plaats van mij botweg te weigeren, een respectvolle buiging gemaakt, dan was de ervaring heel positief geweest.

Goed voornemen

Tegelijk realiseer ik me ook dat de jongen zich waarschijnlijk heel ongemakkelijk voelt als een vrouw hem een hand toesteekt. De volgende keer ga ik dat eens met die jongen bespreken. En ik neem me voor niet altijd maar automatisch mijn hand uit te steken, maar eerst te kijken hoe de ander regeert. Steek ik mijn hand niet uit dan voel ik me ook minder snel afgewezen en de ander voelt zich wellicht minder ongemakkelijk.

Daadkracht is goed, maar vaak kun je beter eerst even op je handen gaan zitten

Beleid ☚☛ Praktijk

Een tijd geleden was ik bij een inspraakbijeenkomst van de gemeente. Het onderwerp was een nieuw beleidsplan van de gemeente rond zaken als gezondheid en eenzaamheid. De gemeente had een mooi pand afgehuurd, er was natuurlijk eerst een algemene sessie in een grote zaal. De portee van het inleidende verhaal was dat de gemeente vol daadkracht was en vooral ging stimuleren dat allerlei organisaties in wijken met een gezondheidsachterstand plekken zouden inrichten waar mensen konden komen sporten of waar eenzame mensen anderen konden ontmoeten of waar mensen advies konden krijgen over gezonde voeding, over geschikte beweging of over gezond omgaan met financiën of zo. En, oh ja, er was geen geld beschikbaar voor vrijwilligersvergoedingen.

Vervreemding


Daarna was het plan in tien thema’s gehakt en afhankelijk van je belangstelling kon je vervolgens in een klein zaaltje samen met medewerkers van andere organisaties in hetzelfde werkveld luisteren naar de uitleg van een paar ambtenaren over dat specifieke thema.  Wij zaten met stomheid geslagen te luisteren en hadden maar een vraag voor de aanwezige ambtenaren: “Hoe gaan jullie zorgen dat je doelgroep naar al die duur ingerichte plekken en adviseurs gaan komen?”  Waarop de ambtenaren ons even verbaasd  vroegen; “Hoe bedoelen jullie?” En wij ze weer vroegen: “Maar weten jullie dan niet dat 95% van onze inspanning er in zit om eenzame of zieke mensen zo ver te krijgen dat ze opstaan, zich aankleden en het huis uitkomen? Weet je niet hoe vaak onze vrijwilligers die mensen bellen, bij ze langsgaan tot ze een keer meekomen en hoe vaak ze dat moeten herhalen voordat mensen uit zichzelf komen? We zitten niet te wachten op mooi ingerichte plekken, we ontmoeten ze in een buurthuis  of gaan met ze wandelen. En die vrijwilligers zitten vaak in de bijstand. Die kunnen zich echt de onkosten niet permitteren, daar hebben ze een onkostenvergoeding voor nodig. Zonder onze vrijwilligers komt er niemand van de doelgroep naar jullie ontmoetings- of sport- of voorlichtingsplekken.

Mismatch

Ik moest aan die ontmoeting tussen twee werelden denken toen ik de oratie van Frans de Leeuw las over de mismatch tussen goedbedoelde overheidsinterventies en ingesleten gedragsmechanismen van mensen waar de interventies voor bedoeld zijn.[1]

De Leeuw stelt dat wij bij het bedenken, implementeren en evalueren van maatregelen veel te weinig de neurowetenschappelijke, sociologische en psychologische experts raadplegen. Zij kunnen vaak ex ante al aangeven of een maatregel een kans van slagen heeft en wat je kunt doen om de kans van slagen te verhogen.

Nog steeds houden wij te weinig rekeningen zowel met de context waarin de maatregelen effect moeten sorteren als met ingesleten gedragsmechanismen in mensen.

Topsalarissen

Een prachtig voorbeeld van zo een mechanisme is relatieve deprivatie: Of ik me arm of rijk voel, hangt voor een groot deel af van de vraag of ik meer of minder heb dan de mensen waar ik me mee meet. En die relatieve deprivatie maakt dat neurosociologen waarschijnlijk hadden kunnen voorspellen dat het publiceren van topinkomsten als effect zou hebben dat die salarissen steeds sneller zouden stijgen. Immers die ceo’s willen allemaal meer verdienen dan hun concollega’s, hun status hangt daar van af en geen Raad van Commissarissen durft zijn ceo ergens anders dan in het hoogste kwartiel te zetten qua inkomsten. En dat terwijl de bedoeling van de maatregel was de topsalarissen te matigen.

Onderzoek wijst uit dat de meest gehanteerde interventies uitgaan van (een combinatie van) financiële prikkels, overreding, dwang/handhaving en bescherming van zwakkeren. Onderzoek wijst ook uit dat de mechanismen die het beste werken zijn: leren, leren en nog eens leren, belonen en straffen, vooral binnen de eigen sociale groep en verhogen pakkans.

Actie Reactie & de wet van de onbedoelde neveneffecten

Zolang we daar geen rekening mee houden, zullen we zien dat de overheid maatregelen neemt die niet alleen niet gewenste effect hebben, maar om met von Mises te spreken een heleboel ongewenste effecten zullen genereren, waarop wij weer – actie reactie – nieuwe maatregelen zullen bedenken in plaats van op te houden met wat we deden.


[1] Frans L. de Leeuw, Gedragsmechanismen achter overheidsinterventies en rechtsregels, oratie 23.05.2008, Universiteit Maastricht

Baudet of Jetten, waarom ze me geen beiden aanspreken

Van Engelshoven en Bidet, twee kanten van dezelfde medaille. Als reactie op uitspraken van Bidet in zijn essay over Houllebecq laat van Engelshoven weten dat zij ontzet is door de domme uitspraken: “Ik blijf strijden voor financiële onafhankelijkheid van vrouwen zodat zij in vrijheid altijd hun eigen keuzes kunnen maken”, zo laat zij weten.

Die reactie vind ik minstens net zo tenenkrommend als de door haar gehekelde opmerkingen. Waarom? Omdat beiden voor mij als kiezer niet concreet genoeg worden. Ik koop niets voor hun uitspraken. Het echte debat dat Bidet aanzwengelt is de vraag hoever wij willen gaan met het kapitalisme en liberalisme. Hij doet dat door te appelleren aan gevoelens van nostalgie. Als ik eerlijk ben, vrees ik bijvoorbeeld ook voor de teloorgang van de Papa&Mama winkels die niet kunnen opboksen tegen grote ketens. Voor straten vol eenheidsworsten van ketenwinkels en ketenrestaurants.

Voor een maatschappij waarin het kapitalistische ideaal zo ver doorgeschoten is dat we geen oog meer kunnen hebben voor de ander, omdat we continu moeten knokken om zelf in leven te blijven. Soms zijn de VS dan het verhaal van een naderende nachtmerrie voor mij. Voor mij weliswaar nog geen reden om op Bidet te stemmen, maar ik kan me wel voorstellen dat hij ermee appelleert.

Waarom besteden andere partijen geen aandacht aan de vraag hoe we kunnen zorgen dat niet alles een eenheidsworst wordt of hoe we tegemoet kunnen komen aan de zorg dat ons recht op euthanasie (waar ik een voorstander van ben) niet misbruikt wordt inderdaad door mensen die een erfenis begeren of die geen zin hebben hun ouders te verzorgen? En waarom wordt niemand concreet over wat een sterker Europa betekent (waar ik onder voorwaarden voor ben) en wat minder Brusselse regeltjes betekent (waar ik onder voorwaarden ook voor ben). Bidet laat maar een kant zien, maar D66 net zo goed. Onbevredigend omdat de kiezer twee kanten ziet en wil weten waar tussen die twee kanten een politicus de grens legt.

Weg met de slachtofferrol, ook bij ondernemers

Vanochtend was ik naar mijn goede vriend Ab van der Touw, oud-topman van Siemens, aan het luisteren. Bij Buitenhof https://www.vpro.nl/speel~WO_VPRO_15350386~audio-buitenhof-podcast-wel-of-geen-co2-heffing~.html was hij aan het uitleggen waarom we de grootste vervuilers vooral geen CO2-heffing moesten opleggen. Kern van zijn betoog: op Shell na hebben ze allemaal hun hoofdkantoor in het buitenland, dus CO2-heffing betekent dat alle activiteiten naar het buitenland zullen verhuizen en dus verlies van werkgelegenheid, veel werkgelegenheid.

Ik kan er niets aan doen mijn hersenen gingen fast backwards naar eind 19de eeuw. In gedachte zag ik de overgrootvader van Ab van der Touw betogen waarom het dom was van Nederland om maatregelen tegen paardenmestoverlast in steden te nemen. Minder koetsen en karren door paarden getrokken, alle fabrikanten van koetsen en karren zouden naar het buitenland vertrekken evenals alle rijken die zich het genoegen te paard door de stad te rijden niet zouden laten ontnemen. Zoveel werkgelegenheid die daarmee verloren zou gaan.

Ik hoop dat overgrootvader van der Touw Ab even op zijn schouder tikt en hem influistert niet dezelfde fout te maken die hijzelf indertijd heeft gemaakt. Ab je kunt het verleden niet vasthouden. Net als toentertijd de verbrandingsmotor de paardenkracht zou verdrijven en voor veel meer werkgelegenheid zou zorgen, zo staan nu de innovatieve bedrijven met duurzamere technologieën in de coulissen hun opwachting te maken. Zij gaan zorgen voor werkgelegenheid. Op hen gaan we inzetten. En de zwaar vervuilende mastodonten zullen uitsterven als ze zich niet aanpassen. Weg werkgelegenheid.

En voor degenen die lijden aan nostalgitis: de overlast van paardenmest was vele malen erger dan die van verbrandingsmotoren. https://isgeschiedenis.nl/nieuws/grote-paardenmestcrisis-van-1894

Ondernemers, doe niet wat wij VVD’ers de socialisten altijd verwijten: iedereen in de slachtofferrol duwen in plaats van ze aan te moedigen op zoek te gaan naar de mogelijkheden.

Volksvertegenwoordiger of politicus?

We willen graag stemmen op mensen waar we tegenop kunnen kijken, maar die niet op ons neerkijken.   

Elite
 “Hoe kan het dat mensen die zich afzetten tegen dé elite massaal kiezen voor Thierry Baudet?”is een vraag die ik vaak om mij heen hoor. “Baudet is immers de vleesgeworden elite met zijn bekakte accent, spreuken het Latijn, zijn vleugel en de vele boeken die hij leest?”

De vraag is wat je onder elite verstaat en of het woord wellicht meerdere betekenissen heeft gekregen?

Volgens Wikipedia betekent elite:

Elite (Frans: élite uit Latijn eligere = uitkiezen) is een kleine groep in een maatschappij met buitengewone kwalificaties of privileges waardoor zij op een bepaald vlak de hoogste positie innemen

Uit die groep mensen werd vroeger een groot deel van de volksvertegenwoordigers gekozen. Zij werden verondersteld het landsbelang het beste te kunnen dienen. Je ging er daarbij impliciet van uit dat zij de tegenstrijdige belangen in ons land goed tegen elkaar zouden kunnen afwegen, zonder hun eigen individuele belangen te laten prevaleren.

Luister je goed naar wat mensen bedoelen als ze vandaag de dag op dé elite afgeven, dan wordt het duidelijk dat het woord een ontwikkeling heeft doorgemaakt en niet ten goede:

Volksvertegenwoordigers zijn vervangen door politici
Dit is meer dan semantiek. Nu we het woord volksvertegenwoordiger bijna niet meer gebruiken en in plaats daarvan over politici praten, zien ze zichzelf ook niet meer in de eerste plaats als volksvertegenwoordigers, als mensen die het belang van het hele land moeten dienen, daarbij steeds de belangen van alle Nederlanders tegen elkaar afwegend. En wij zien ze ook in de eerste plaats als politici en behendige politici associëren wij niet als vanzelfsprekend met onkreukbaarheid.

Onze volksvertegenwoordigers zijn vervangen door politici. Een politicus is iemand die veelal beroepsmatig actief is in de politiek. Associaties bij politiek zijn “handig”, “behendig”, maar niet onkreukbaar, niet iemand die de belangen van alle Nederlanders vertegenwoordigd.  

Dé elite is dan ineens een groep politici geworden. Baantjesjagers die op z’n minst de indruk wekken hun eigenbelang voorop te stellen. Kunnen we nog wel stemmen op volksvertegenwoordigers, komen die nog wel op kieslijsten van de gevestigde partijen voor?

Mensen als Trump en Baudet laden de verdenking van eigenbelang minder snel op zich juist omdat ze buiten de gevestigde partijen om gekozen zijn. Ze wekken de indruk minder op hun eigenbelang uit te zijn, omdat ze (nog) niet mediagetraind overkomen. Ze zeggen politiek niet-correcte dingen en daarom zijn we eerder geneigd ze te geloven. En al zijn we het niet altijd met ze eens, omdat ze eerlijker overkomen, krijgen ze vaker onze stem.

Neerbuigend
Er is nog iets wat traditionele elite van de huidige politieke elite onderscheidt. Iemand die bij de elite hoort omdat hij buitengewone kwaliteiten heeft, heeft niet de behoefte zich daarop voor te laten staan en kijkt niet neer op anderen. De huidige politieke elite wekt de indruk neer te kijken op de rest van Nederland en komt daardoor neerbuigend over. Mensen als Baudet en Trump praten neerbuigend over politici, en scharen zich daarmee automatisch bij de rest van het land. Sterker nog iedere keer dat een politicus van een gevestigde partij zich neerbuigend gedraagt richting Baudet, schoffeert hij daarmee impliciet ook al die andere Nederlanders die zich al in de hoek voelde weggezet. De wond wordt weer opengereten.

Weg met de politici, welcome back dames en heren volksvertegenwoordigers
We raken het vertrouwen in de politiek kwijt door het gedrag van de politici zelf.  Johan Remkes en alle D66 aanhangers  kunnen dan ook eindeloos debatteren over institutionele veranderingen die het vertrouwen van de burger in de politiek terug moet brengen, ze zullen er geen deuk in een pak boter mee slaan.

De vertrouwenscrisis in Nederland kan niet worden opgelost met een beetje navelstaren en wat institutionele veranderingen. De in de windtunnel ontworpen politici moeten weer vervangen worden door volksvertegenwoordigers, mensen met buitengewone kwalificaties die het landsbelang dienen, maar wel gewone mensen van vlees en bloed die gekozen willen worden omdat ze goede volksvertegenwoordiger willen zijn en niet politici. Mensen waar we tegenop kunnen kijken, maar die niet op ons neerkijken.