Waarom zou een weldenkend mens nog godsdienstig zijn?

God is niet langer dat mannetje op de wolk die ons allemaal tot in detail micromanagement. God is meer het besef dat er meer is tussen hemel en aarde dan wij mensen ooit kunnen bevatten.  Ook al kunnen we het niet bevatten, we zijn er wel mee verbonden en we kunnen er wel hoop uit putten.

In Why Religion? vervlecht Elaine Pagels de verwerking van haar eigen tragische ervaringen met de bestudering van de geschiedenis van godsdienst.[1] Zoals zij zelf in de inleiding schrijft: “De erkenning van zulke verbindingen helpt ons het verleden te begrijpen en verlicht het heden.”


e[1] Elaine Pagels, Why Religion?, New York: Harper Collins, 2018. Elaine Pagels heft onder anderen veel tijd besteed aan het uit het Koptisch vertalen en het bestuderen van de teksten uit de Nag Hammadi Bibliotheek. Om de teksten te duiden, het verschil dat de ontdekking van deze teksten heeft gehad op het perspectief, heeft ze het boek The Gnostic Gospels geschreven. Vroege jeugd en Billy Graham

Vroege jeugd en Billy Graham

Opgegroeid in Palo Alto op een dieet van godsdienst  light, (haar vader was overtuigd atheïst, maar haar moeder bracht naar zondagsschool en zij had ook vrienden met wie ze weleens naar een kerkdienst ging), werd Elaine  op haar vijftiende gegrepen door de gepassioneerde overtuiging van Billy Graham.
Met een vader die last had van verschrikkelijke woede-uitbarstingen en een moeder die haar fysiek noch emotioneel enige warmte kon bieden, vond ze bij Billy Graham wellicht de warmte die ze thuis miste.[1] De begrafenis van haar vriend Paul betekende tevens het einde van haar liefde voor de kerk van Billy Graham. Ze kwam erachter dat zijn aanhangers hun sympathie voor Paul verloren op het moment dat ze ontdekten, dat hij niet een van hen was. Paul was Joods.


[1] Als Elaine probeerde haar gevoelens met haar moeder te delen, was het standaardantwoord: “Zo hoor je niet te voelen.” Of toen haar dierbaar vriend, de schilder Paul, overleed in een auto-ongeluk: “Het is maar beter zo, hij was toch niet goed voor jou.”

Studententijd, Gnostic Gospels en ketterij

In haar boek spelen de Gnostic Gospels een belangrijke rol. Toen Elaine op Harvard aankwam waren de Dead Sea Scrolls net twee jaar eerder gevonden, bijna tegelijk met de Nag Hammadi Bibliotheek in Egypte. Daardoor kwamen allerlei evangeliën die niet in de officiële bijbel waren opgenomen en die tot dan ook praktisch onbekend waren beschikbaar om te bestuderen. Gnostisch staat in het Grieks voor inzicht, maar in de ogen van de vroege kerkvaders, zoals de gerespecteerde kerkvader Irenaeus, waren deze gnostische evangeliën door Satan geïnspireerde ketterij.  Ketterij staat eigenlijk voor eigen keuze als het tegenovergestelde van orthodoxie, puur denken, dat wil zeggen denken zoals de kerkvaders vinden dat je moet denken, accepteren dat de vroege kerkvaders wisten wat goed voor ons was, wat de echte evangeliën waren en wat niet.[1] Blijkbaar waren er rond 400 na Christus ook al monniken die keuze niet slecht vonden en die ondanks een tegenovergestelde opdracht van bisschop Athanasius doorgingen met het kopiëren van deze ketterse evangeliën, opdat mensen konden kiezen tussen evangeliën. Het grote verschil tussen de Bijbel zoals wij die kennen en de meeste gnostische evangeliën, is dat de gnostische evangeliën vooral vragen stellen, terwijl de Bijbel en de Kerk je opdragen wat je moet geloven.

Een van de kernvragen is wat godsdienst eigenlijk is? Een vastgestelde lijst dogma’s waarin eenieder moet geloven of mag eenieder zelf kiezen uit de grote verzameling ideeën? Ideeën die deels ook uit andere tradities dan de Christelijke kunnen komen, maar wel concepten die passen bij, ja die antwoorden geven op, datgene wat jij meemaakt en wat vragen bij jou oproept in de tijd waarin je leeft, in de omgeving waarin je leeft.  Discussie over bijvoorbeeld wat ketterij is, zijn niet zomaar een verschil van mening over ideeën. Toen, ten tijde van de vorming van het vroege Christendom was het een heftige strijd over wie de macht zou krijgen, hoe de maatschappij gevormd moest worden, met welke groep je je identificeert, wie bepaalt welke evangeliën in het officiële Nieuwe Testament mogen worden opgenomen.

Studie van de bijbel versus theoretische natuurkunde

Wat mij fascineert is dat zij raakvlakken ontdekte tussen haar onderzoek en dat van haar man, Heinz Pagels, een theoretisch natuurkundige. Een van de redenen waarom ik na de middelbare school niet stond te trappelen om bijvoorbeeld natuurkunde te gaan studeren, was omdat ieder contact met natuurkunde mij onvermijdelijk leidde naar levensvragen over bijvoorbeeld eindigheid en oneindigheid, aan vragen met betrekking tot keuzes en sterfelijkheid versus onsterfelijkheid. Die vragen waren toen voor mij zo overweldigend dat ik er neerslachtig van werd, met als resultaat dat ik er ver van wilde blijven en rechten ging studeren. Een tijd geleden las ik twee boeken van Carlo Rovelli, ook een theoretisch natuurkundige, en ook hij raakt in zijn boeken over de theoretische natuurkunde aan dit soort levensvragen, ja hij wordt in zijn uitleg poëtisch. Ik heb mij dan ook voorgenomen het boek Cosmic Codes van Heinz Pagels ook te gaan lezen.

Van haar man kreeg Elaine nog een andere belangrijke levensles mee: Meestal kun je andermans probleem niet oplossen, de beste hulp is meestal luisteren, echt luisteren en meeleven (wat iets anders is dan medelijden of dan erger gaan lijden dan het slachtoffer zelf). Hoe waar en hoe moeilijk is deze levensles. Nog steeds heb ik discussies met de ene zoon, omdat hij eigenlijk nooit naar mijn problemen wil luisteren, juist omdat hij het gevoel heeft dat hij mij niet kan helpen, terwijl ik bij mijn andere zoon nog steeds zelf zo nu en dan in de fout schiet en toch weer probeer te helpen, terwijl hij alleen maar wil dat ik luister. Wat is het toch dat we anderen zo graag willen helpen? Soms in mijn meer “gemene” buien denk ik dat het deels ook te maken heeft met ego: als ik jou kan helpen, voel ik me superieur, al zal ik dat natuurlijk nooit zeggen.


Verdriet, woede, de bijbelse leer en hoe deze volens nolens tot in ieders haarvaten is doorgedrongen

Wanneer een jaar na het overlijden van haar zoon Mark ook Heinz haar echtgenoot komt te overlijden valt Elaine in een diep afgrond van emoties. Elaine zou Elaine niet zijn, als haar dat niet tot nieuwe inzichten leidt rond emoties als woede en agressie en de manier waarop wij on onze op christelijke waarden gebaseerde cultuur worden verondersteld daarmee om te gaan. Ze herleest de bekende Bijbelse verhalen van Genesis tot het boek van Job en komt tot de ontdekking dat de Bijbel vol zit met verhalen die ons waarschuwen om te leren onze woede in de hand te houden, ja eigenlijk blijkt de enige die het recht heeft woedend en dus agressief te worden God te zijn. Moeilijk te verwerken voor iemand die zo door verdriet verscheurd wordt dat ze graag iemand de schuld zou willen kunnen geven van alle ellende die haar is overkomen. Ook al weet ze rationeel heel goed dat haar dat niet werkelijk gaat helpen, omdat het haar zoon noch haar echtgenoot terug zal brengen, heeft ze toch het gevoel dat het haar rouwproces zou kunnen helpen. Als je niet boos kunt of mag worden op bijvoorbeeld Satan, dan blijft er weinig anders over dan boos te worden op jezelf, aan te nemen dat jij iets hebt misdaan waarvoor je nu zo zwaar wordt gestraft, dat jij de dood van je zoon en je echtgenoot hebt veroorzaakt. Waar de boeddhisten accepteren dat leven lijden is, lijken de joodse en christelijke theologen uit te gaan van een perfecte wereld waar het Kwaad binnensluipt als straf voor iets dat jij fout hebt gedaan.

Als het leven anders verloopt dan verwacht, moeten we doen wat het leven van ons verwacht.

We moeten verantwoordelijkheid nemen om het juiste
antwoord te vinden bij wat ons overkomt en de taken
vervullen die ons opgedragen zijn, in plaats van ons steeds
 maar afvragen wat de betekenis van het leven is. Worstelend
met Satan, besluit Elaine de oorsprong van Satan als haar
volgende wetenschappelijke project te adopteren. Inmiddels
verhuisd naar de Princeton Institute for Advanced Study, begint ze te onderzoeken in het Oude Testament en in de gnostische evangeliën waar Satan opduikt en hoe hij vormgegeven wordt.  De eerste ontdekking: de Satan zoals we die kennen uit het nieuwe Testament of uit de Koran, als een bovennatuurlijke, in- en inslechte macht, komt in het Oude Testament niet voor. In het Oude
Testament lijkt Satan eerder te staan voor een innerlijk stemmetje, een tegenstander. Zijn aanwezigheid is meestal de voorbode van ongeluk. Elaine realiseert zich dat Satan wordt gebruikt door mensen. Bijvoorbeeld als iemand zegt: “Satan neemt dit land over.” Dan heeft de spreker bepaalde mensen in gedachte en de luisteraar weet dat ook. Zij besluit dan ook “de sociale geschiedenis van Satan” te schrijven. Waarom schreven Christenen over Satan? Hoe associëren ze hem met bepaalde mensen en welke mensen zijn dat.

Haar eerste aanwijzing vond ze in een van de Dode Zee rollen, de Rol van de Oorlog van de Zonen van het Licht tegen de Zonen van het Duister. De Zonen van het Duister zijn bondgenoten van de Slechte, of te wel Satan, Prins van de Duisternis. Zonen van het Licht zijn leden van de sekte van Essenen en zonen van de Duisternis zijn niet alleen indringers zoals de Romeinen maar ook Joden die met de Romeinen samenwerken. Jezus van Nazareth was een tijdgenoot van deze Essenen en waar Elaine verwachtte dat ook zijn volgelingen de Romeinen en de collaborerende Joden als Satan zouden zien, komt ze erachter dat de volgelingen van Christus alleen de Joodse vijanden van Jezus schuldig houden voor zijn veroordeling en kruisiging. De volgende vraag is waarom de eerste volgelingen van Christus de Romeinen vrijpleiten van schuld, daarmee het zaadje van Christelijk antisemitisme plantend. Het antwoord is simpel: deze volgelingen van Christus zijn als de dood om net als de Essenen door de Romeinen vervolgd en afgemaakt te worden. Jezus was slechts een van de vele duizenden die in die periode door de Romeinen van opruiing werd verdacht en dientengevolge werden gekruisigd. Waar Marcus vooral Pontius Pilatus vrijpleit, gaat Mattheus verder en laat hij de Joden zelf het bloed van Jezus als een vloek over zichzelf afroepen, terwijl Johannes een tiental jaar later zelfs Christus de Joden aan de kaak laat stellen als een duivel. Ziehier de bron van het Christelijke antisemitisme.

Met dit simpele scenario van goed tegen slecht, zijn in de daaropvolgende 2000 jaar miljoenen en miljoenen mensen opgejaagd, gemarteld en vaak wreed vermoord. Elaine gaat nog een stap verder. Voor haar volgt uit deze ontdekking dat versimpelde scenario’s van goed tegen kwaad, mensen aanmoedigen een conflict te zien als iets waar niet over onderhandeld kan worden. Het doet haar ook inzien dat ze de term slecht moet vermijden als ze het over een groep heeft, ja zelfs als ze het over een individu heeft en dat ze in plaats daarvan bepaalde handelingen als slecht moet kwalificeren.

Hetzelde geldt ook bij het opvoeden van kinderen: Zeg nooit dat een kind stout is, zeg alleen dat wat hij gedaan heeft stout is. Hetzelfde geldt trouwens voor complimenten. Het kind is niet slim, maar heeft iets slims gezegd of gedaan.

Het is niet of ratio of emotie is, maar en ratio en emotie

Na de negatieve consequenties van godsdienstige tradities te hebben ontdekt, wordt het tijd voor de positieve, de godsdienstige tradities, ja zelfs verhalen over Satan kunnen mensen ook helpen te leren omgaan met de werkelijkheid.

De voordelen van satan

Ons aller wereldbeeld in het Westen, is gevormd door de Bijbelverhalen. Dat geldt ook voor degenen die niet Bijbels zijn opgevoed. Met name het idee dat we in een moreel georganiseerde wereld leven waarin wie goed doet goed ontmoet en omgekeerd heeft hardnekkig postgevat in onze hersenen. Wie dit eenmaal inziet zou kunnen proberen het wereldbeeld meer te keren in de richting van het beeld van chaos en toeval zoals we dat uit de natuurkunde kennen. Vulkanen barsten uit, ook wanneer jouw geliefde daar toevallig loopt, niet om jou te straffen, maar omdat dat is waarvoor vulkanen op deze aarde zijn (vrij naar Aristoteles). Twee verhalen uit de Bijbel illustreren dit contrast en helpen Elaine in te zien dat ze verhalen kan gebruiken om mee te “denken”, maar ook om mee te “voelen”. Het verhaal van Job vertelt van een moreel netjes geordende wereld waarin Job, ondanks het feit dat hij alles verliest, blijft geloven in God, en uiteindelijk alles en meer terugkrijgt als beloningen voor zijn onwankelbare geloof. Elaine contrasteert dit met het verhaal van Jezus’ kruisiging zoals verteld in het evangelie van Marcus. Marcus begint zijn verhaal met de mededeling dat hij goed nieuws brengt en Elaine heeft in het begin moeite te begrijpen waar het goede nieuws in zit, nu Marcus alleen vertelt van Christus vernederingen, martelingen en kruisiging, zonder over de wederopstanding te reppen. Tot ze zich realiseert dat het goede nieuws gelegen is in de boodschap van hoop. In de wereld van Marcus, een wereld waarin lijden onontkoombaar is, ook als men goed doet, is God niet almachtig, is Satans macht groot, maar is Satans macht is ook tijdelijk. Hij kan verslagen worden.

De betekenis van de aankondiging van het Koninkrijk Gods

Elaine contrasteert ook het evangelie volgens Marcus met het Gnostische evangelie volgens Thomas. Bij Thomas moet de aankondiging van Jezus dat het Koninkrijk Gods aanstaande is, metaforisch worden geïnterpreteerd:

Jesus says: If those who lead you say to you, ‘The kingdom is in the sky’, the birds will get there first. If they say, ‘God is in the sea’, the fish will get there first. Rather, the kingdom of God is within you, and outside of you. When you come to know yourselves then…you will know that you are the children of God.

Bij Thomas gaat het om een staat van zijn waarin we weten wie we zijn, en God als de bron van ons zijn kennen. Het goede nieuws betreft ons allen. De tekst die Jezus bezigt in het evangelie van Thomas geeft het gevoel dat we allemaal met elkaar en met God verbonden zijn in een mystiek weefsel, omdat het licht van God in ieder van ons verborgen zit, ook al zijn we er ons niet altijd van bewust. Dat geeft hoop dat het ook weer mogelijk is uit de wanhoop en de isolatie los te breken. God is niet langer dat mannetje op de wolk die ons allemaal tot in detail micromanagement. God is meer het besef dat er meer is tussen hemel en aarde dan wij mensen ooit kunnen bevatten.  Ook al kunnen we het niet bevatten, we zijn er wel mee verbonden en we kunnen er wel hoop uit putten.

Wie bepaalt wat je moet geloven?

De Openbaring van Johannes (de Apocalyps) boeit Elaine omdat zij het gevoel heeft dat vriend en vijand er de afgelopen tweeduizend jaar uit hebben geput om jonge mannen tot bloedige oorlogen te inspireren. Dus gaat ze op zoek aar de mens achter de profeet Johannes. Johannes heeft waarschijnlijk de verwoesting van de tempel in 70 na Christus meegemaakt. De wreedheden die hij in de Apocalyps omschrijft zijn misschien daarom wel zo aansprekend omdat hij ze daadwerkelijk beleefd heeft. Het framet mensen over de hele wereld om een conflict te zien als iets waar niet over onderhandeld kan worden, maar dat alleen door middel van een oorlog opgelost kan worden. In de Nag Hammadi bibliotheek zijn trouwens vele openbaringen aangetroffen, Joods en Christelijk, maar ook Egyptisch, Afrikaans en Syrisch. Het grote verschil tussen deze openbaringen en die van Johannes is dat de eerste niet het einde van de tijden voorspellen maar de geestelijke doorbraak. En daarmee zijn we beland bij het grote dilemma van iedere kerk: wie bepaalt wat je moet geloven? Hebben oude kerkvaders als Irenaeus en Tertullian gelijk als ze stellen dat “gewone” mensen niet moeten zoeken en ook geen vragen moeten stellen, maar hun autoriteit moeten accepteren om gered te worden? Maken vragen iemand tot ketter?

Alleen als er inderdaad één onveranderlijke, absolute waarheid bestaat die ook een mens kan bevatten en als er betrouwbare menselijke autoriteiten bestaan die deze waarheid kunnen kennen, heeft een spirituele zoektocht geen zin.

In de Gnostic Gospel of Truth wordt geschreven over de tijd vòòr het ontstaan van de wereld toen alle wezens op zoek gingen naar de Ene en hem niet konden vinden en bang werden, in paniek raakten. In dit evangelie is het niet de zonde die ons scheidt van God, maar ons beperkte bevattingsvermogen. En toen God al deze wezens zag, in paniek omdat ze niet wisten waar ze vandaan kwamen of waar ze heen gingen, stuurde hij zijn Zoon om hen terug te brengen. Het Kruis waar Jezus aan genageld is wordt daarmee een nieuwe Boom van Wijsheid e degenen die ter communie gaan en van zijn vlees eten en van zijn bloed drinken, ontdekken daarmee hem in zichzelf. Volgens dit evangelie kan lijden ons laten zien hoe we met elkaar verbonden zijn. Het doel van lijden is dan niet straf, maar verbondenheid vinden met anderen.

“Anything I say can speak to you only as it resonates through what you have experienced yourself; yet even within those limits, we may experience mutual recognition.”

[1] Het Engelse woord voor ketterij, heresy, komt van het Griekse woord hairesis dat keuze betekent.